dat - dik
- dat
- dat geeft niet
- dat is niet erg
- dat spreekt vanzelf
- dat wil zeggen
- dateren
- datering
- datum
- dauw
- daveren
- de
- de aftocht blazen
- de biecht afnemen
- de borst geven
- de Bosporus
- de gehele hoeveelheid
- De Haan
- de hand aan zichzelf se suicider
- de hele hoeveelheid
- de jouwe
- de klemtoon leggen op
- De Klinge
- de laatste tijd
- de liefde bedrijven
- de moed laten zinken
- de moed ontnemen
- de moed verliezen
- De Moeren
- De Niepe
- De Panne
- de scepter zwaaien
- de schouders ophalen
- de sporen geven
- de stemmen tellen
- de stoot geven tot
- de uwe
- de vlucht nemen
- de voet dwars zetten
- de vrije teugel laten
- de vrucht afdrijven